Comitatus Hollandiae. Frederik de Wit 1680
Een mooie kaart van Holland waar Noord- en Zuidholland onder vallen. De kaart is zeer gedetailleerd en licht ingekleurd. De kaart heeft een mooi wapen en een apart kaartje voor de eilanden noord van Den Helder.
Afm is56 x 46.5 cm
Na een nauwelijks opzienbarende jeugd - z'n vader was mesheftenmaker - in Gouda vestigde De Wit zich rond 1648 in Amsterdam. Hij begon een winkel in de Kalverstraat die aanvankelijk "De Dry Crabben" werd genoemd. Na verloop van tijd werd de naam veranderd in "De Witte Pascaert". Door zijn huwelijk met Maria van der Waag in 1661 kreeg hij het poorterschap van Amsterdam en kon hij lid worden van het boekverkopersgilde.
De datering van De Wits kaarten, atlassen en stedenboeken is moeilijk, op de meeste kaarten werd namelijk geen jaartal vermeld en de uitgaven bestreken vele jaren. De atlassen begonnen rond 1670 te verschijnen. Vanaf 1675 werden er zeeatlassen uitgebracht, waarvoor de eerste aanzet al in 1654 gegeven werd. De atlas der Nederlanden heette Nieuw Kaertboeck van de XVII Nederlandse Provinciën en telde ruim 20 kaarten.
In 1688 verkreeg hij het privilege van de Staten van Holland en West-Friesland om z'n kaarten te publiceren. Vanaf die datum komt de toevoeging: Cum Privilegio DD Ordinum Hollandiæ Westfrisiæ op de kaarten.
De stedenboeken verschenen omstreeks 1695 op de markt. Deze stedenboeken van de Nederlanden kenden twee edities, ze werden mede met opgekochte koperplaten van de firma's van Blaeu en Janssonius gedrukt. Na verloop van tijd werden sommige koperplaten door De Wit aangepast aan de "moderne" situatie. Een Nederlandse uitgave uit 1698 is bekend onder de naam Perfecte aftekeningen der steden van de XVII Nederlandsche provincien in platte gronden of kortweg het Stedenboek.
Voor de stedenboeken van Europa geldt hetzelfde, er werden zelfs nog — inmiddels 100 jaar oude, weliswaar aangepaste — platen van Braun en Hogenbergs Civitates orbis terrarum (ook uit de voorraad van Janssonius) gebruikt.
Na zijn dood werden veel van De Wits koperplaten verkocht aan Pieter Mortier, later overgegaan in de firma Covens en Mortier. Een ander deel kwam mogelijk terecht bij Leonard Valck, die namens zijn vader Gerard Valck en diens collega Petrus Schenck optrad. Ook Pieter van de Aa verwierf materiaal uit De Wits nalatenschap.